woensdag 26 juli 2017

Wc-papier is ook een passie en tien andere wijsheden die op een velletje passen.

Hegel leert dat de poging om algemene relaties, verklaringen en doelen te vinden, moet worden beschouwd als een gedachte die zijn taak niet kent. En Wittgenstein stelt dat alle verklaring moet worden vervangen door beschrijving. Dat kan ik allebei beamen, maar het stelt me nog niet tevreden. Dus: wat is de taak van de filosoof?

De gangbare betekenis van filosofie is: liefde voor wijsheid. Toen ik nog geen ervaring had met filosofie, scheen mij dit slechts een holle leus, zoals men nu allerlei zaken fantastisch voorstelt en men voor bijna alles een passie schijnt te hebben, zelfs voor wc-papier (Google maar). Maar al doende ontwikkel ik een rijk begrip van mens en maatschappij, wentel ik mij in dat begrip en kan ik er geen genoeg van krijgen.

En als anderen dan een poging doen om iets te zeggen over filosofie in algemene zin, dan hoor ik vaak: het zijn maar meningen. Of: de ene filosoof zegt dit, en de ander zegt dat. Maar mensen die dat zeggen, schijnen mij volslagen onbekend met filosofie. Want alles dat ik lees, denk of schrijf, zijn bouwstenen en gereedschappen voor een rijker begrip. En filosofen die polemiseren, bouwen vooral voort op het werk van een ander.

Zo openbaart zich voor het eerst de taak van de filosoof: het realiseren van een zo rijk mogelijk begrip. Geen absoluut begrip, al is het maar omdat er dan geen werk meer overblijft waaraan de filosoof vreugde en plezier beleeft. Een prettige bijkomstigheid is: door de realisatie van een steeds rijker begrip verheft hij zijn complexe wereld tot een draaglijker wereld, een wereld in rust. De voorheen holle leus transformeert zo tot een definitie met een diepe betekenis.

Maar dit is nog maar een praatje voor de vaak en daarom volgt nu een illustratieve opsomming en samenvatting van tien inzichten of gereedschappen die ik - tot nu toe - heb opgepikt.

1 In een complexe wereld is het geheel meer dan de som der delen, zijn het geheel en de delen vloeibaar, en zijn wij elk maar een deeltje. En van Taleb leerde ik dat, in een complexe wereld, kleine gebeurtenissen of gebeurtenissen met een kleine kans een grote impact kunnen hebben en dat wij niet goed zijn in het voorspellen van dergelijke gebeurtenissen. En dat wij ook niet goed zijn in het achteraf verklaren van belangrijke gebeurtenissen. Zo kan het sleutelen aan de economie en de maatschappij tot belangrijke maar onverwachte effecten leiden en wordt de geschiedenis altijd weer herschreven. Het begrip bestaat dan niet in het doorgronden van die complexiteit, als dat al mogelijk is, maar schuilt in de acceptatie en benutting van die complexiteit. Zo adviseert Taleb om risico's te nemen en je kop boven het maaiveld uit te steken, als je succes of rijkdom tot doel hebt. En daarvoor hoef je de wereld dus niet van voor tot achter te begrijpen.

2 Van Kahneman leerde ik dat mensen in het dagelijks leven in de regel sneller oordelen en besluiten dan zij nadenken of afwegen, of oordelen en besluiten zonder na te denken of af te wegen. Dat is in veel gevallen effectief en efficiënt en in het dagelijks leven dus voldoende, maar begrip ontstaat pas als men er goed voor gaat zitten.

3 Van Wittgenstein leerde ik dat wij met de taal niet de wereld, maar onze gedachten beschrijven. En enerzijds wordt de wereld in gedachten en in de taal geabstraheerd of gemodelleerd. Anderzijds krijgen in de taal onwerkelijke of niet-wereldlijke gedachten en ideeën een naam en wordt zo de (gedachte) wereld uitgebreid. Zo worden wij door de taal misleid, want enerzijds doet de taal afbreuk aan de schier oneindig gevarieerde wereld, en anderzijds creëren wij in de taal dingen die niet werkelijk of wereldlijk zijn. De taal legt een sluier over de wereld, maar wij kunnen die sluier niet afdoen. Begrip ontstaat dan pas als men de (uit)werking van de taal begrijpt.

4 Van Nietzsche leerde ik dat de rede nihilistisch is, ofwel dat alle waarvoor? en waarom? tot het lege niets leiden, als men maar consequent is en doorzet. En dat de mensen zichzelf al hun redenen en al hun goed en kwaad gaven en dat de rede een machtsinstrument is of kan zijn. Kortom, alles dat is, had dus ook anders kunnen zijn. Begrip ontstaat dan pas als men ook het vanzelfsprekende of het gewone aan de kaak stelt. Overigens zonder alles aan de kaak te stellen: stel geen vragen die je niet kan of niet hoeft te beantwoorden.

5 Van Horkheimer en Adorno leerde ik onderscheid te maken tussen de nuttige rede en de reflecterende rede. En ik leerde dat de nuttige rede de reflecterende rede kan verdringen, waardoor vooruitgang tegelijk ook achteruitgang betekent. Ook leerde ik dat wij niet geheel vrij zijn, en dat onze onvrijheid ons niet door vreemden is opgelegd, maar het doen is van allen, van het collectief. Begrip ontstaat dan pas als men in vrijheid denkt, zonder baas en zonder opdracht of duidelijk doel, en los van het collectief. Het collectief en de nuttige rede moeten wij echter niet afzweren, ze vormen de hefboom waarmee we ons leven verbeteren en waarmee wij ieders mogelijkheden vergroten.

6 Van Hegel leerde ik dat het bewustzijn alle realiteit of de hele wereld is, of dat alle realiteit subjectief is, maar dat ieders realiteit nog geen waarheid is. En dat alles in een positieve en negatieve betrekking kan worden beschouwd en dat elke (on)waarheid het zusje of broertje is van een andere (on)waarheid. Begrip ontstaat dan pas in het bewuste verscheuren van je wereld, door je eigen waarheden en onwaarheden en je eigen goed en kwaad om te draaien. Maar werkelijke waarheid en werkelijk goed en kwaad worden niet door een enkeling voortgebracht.

7 Alle inhouden, willekeurig welke, hebben de smet van de bepaaldheid, van de enkeling en zijn persoonlijke wereld, aan zich. En de loop van de wereld, of hetgeen dat op enig moment is, is reeds goed, omdat dat juist het doen van allen is. De loop van de wereld voorstellen als van jezelf vervreemd, is het begin van een gevecht tegen de bierkaai, een strijd van de enkeling tegen de rest. Horkheimer en Adorno leerden mij ook al dat de maatschappij de maatschappij leidt. Hiermee is nog niet gezegd dat we achterover kunnen of moeten leunen.

8 Van Gude en Hegel leerde ik dat perfectie of een ideaal fictie is, omdat haar waarheid erin bestaat om aan de werkelijkheid tegengesteld te zijn. Kalme vernieuwing met behoud van het goede is dus het hoogst haalbare en misschien ook het hoogste streven. En van Vullierme leerde ik dat het immoreel is, of tenminste schijnheilig, om anderen een ideaal of moraal op te leggen die je niet in de eerste plaats aan jezelf oplegt. Als je de wereld wilt verbeteren, moet je dus in de eerste plaats werken aan jezelf. En ook handelen en spreken, dat leert Hegel, want zonder handeling of gesprek heeft bovenstaand streven geen werkelijkheid en is het net zo leeg als elk ander ideaal. Je geweten, of het onmiddellijke (her)kennen van goed en kwaad, is een soort gids en rechter bij het handelen en spreken. Je geweten komt echter niet uit de lucht vallen, maar is een door waarneming en ervaring ingesleten geheugen (een ingebrand geheugen, zou Nietzsche zeggen).

9 Sacks en zijn collega's bevestigen dat het leven 'slechts' vorm is en dat wij haar, tot op zekere hoogte, zelf inhoud geven. Enerzijds is het bewustzijn een transcendent product of resultaat van ons brein, ons lichaam, of de natuur, en zijn wij daaraan overgeleverd. Anderzijds geven waarneming en ervaring mede vorm aan de werking van ons zenuwstelsel en ons brein en dus aan ons bewustzijn. En zo brengen wij onze eigen individuele, persoonlijke wereld mede zelf en met zijn allen voort. Het bewustzijn als geheel is de vereniging van beide kanten en dus het geheel van waarneming, ervaring en de natuur (de delen). Dat geheel is complex: er zijn oneindig veel verschijningsvormen van het bewustzijn, door oneindig veel mogelijke verbindingen tussen (en in) de delen en oneindig veel variaties op de delen. Die complexiteit kan dus niet absoluut worden doorgrond. Het begrip van die complexiteit schuilt daarom mede in de acceptatie van die complexiteit, of het besef dat we niet alles kunnen voorspellen en verklaren en dat sleutelen aan de natuur en het lichaam in veel gevallen een precaire bezigheid is.

10 Taleb wees mij nog hierop: de bibliotheek der ongelezen boeken is groter dan de bibliotheek der gelezen boeken, en schier oneindig bovendien. En van Hegel leerde ik: elk nieuw begrip is een nieuw bewustzijn, dat zelf weer een nieuw begrip en een nieuw bewustzijn voortbrengt. Een absoluut begrip lijkt daarmee onbereikbaar en er kan niets geweten worden wat niet (in het bewustzijn) ervaren wordt. En elke nieuwe generatie kan voortbouwen op het werk van de vorige, maar ik stel mij geen mensheid of algemene wereldgeest voor die steeds hoger reikt, iets dat Hegel wel lijkt te suggereren. Ik zie vooral heel veel individuen ploeteren en elk hun eigen begrip voortbrengen. En met elk nieuw leven wordt dit proces herhaald. Het werk van vorige generaties biedt dan ten hoogste een voordeeltje. En van alle individuen werken de filosofen het hardst aan hun begrip en reiken zij dus het hoogst. Maar het is daarom ook het lot van de filosoof om, tijdens zijn leven, niet begrepen te worden en misschien een buitenbeentje te zijn. Zo is een zo rijk mogelijk begrip niet alleen het hoogst haalbare en levert het niet alleen vreugde en plezier op, maar is het daadwerkelijk ook een taak.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten