zaterdag 10 oktober 2015

De logische vorm voorbij.

In zijn postuum uitgegeven 'Filosofische onderzoekingen' verruilt Wittgenstein het concept logische vorm voor het concept taalspelen. In zijn eerste werk, de 'Tractatus Logico-Philosophicus', benaderde Wittgenstein taal als een eenduidig systeem. Daarin verbeeldt de taal de wereld en is de logische vorm, zijnde de verbinding tussen de taal en de wereld, het essentiële kenmerk van de taal. Maar taal blijkt organisch en de betekenis van woorden en zinnen blijkt onbepaald. Het concept taalspelen geeft gehoor aan de onbepaalde betekenis van taal.

Met het concept taalspelen leert Wittgenstein kijken naar het alledaagse gebruik van woorden en zinnen. En dan blijkt onmiddellijk hoe gevarieerd woorden en zinnen worden gebruikt en hoe gevarieerd hun betekenis is. Elke toepassing van een woord of zin is een taalspel. En de betekenis van woorden en zinnen wordt gevormd in en door de taalspelen, en dus door hun gebruik. Maar de grote variëteit aan taalspelen wordt verhuld door de schijnbare eenduidigheid van taal: door de taal lijken heel gevarieerde taalspelen hetzelfde. Wittgenstein toont dit in de 'Filosofische onderzoekingen' door middel van uitgebreide analyses van alledaagse woorden en zinnen. Daarnaast toont hij dat taal ook talrijke concepten ofwel denkbeelden bevat en schept.

Wat betekent dit? Wittgenstein leert om onduidelijke onzin en conceptuele verwarring bloot te leggen. Dergelijke onzin en verwarring ontstaan door een verkeerd begrip van de taal en doordat wij schijnbaar eenduidige woorden uit hun context ofwel dagelijks taalgebruik halen en vervolgens 'op zichzelf' proberen te doorgronden en te verklaren. Maar correct taalgebruik vereist niet altijd onderbouwing en de meest algemene opmerkingen of generalisaties over de betekenis van woorden en zinnen zijn, door de variëteit aan taalspelen, ten hoogste fragmenten (ziek door een eenzijdig dieet). Conceptuele verwarring ontstaat ook doordat wij de talrijke concepten in de taal (onterecht) interpreteren als (werkelijke) objecten of fenomenen. Vraag om deze redenen niet meer: "wat is iets (een woord of zin)?", maar vraag: "hoe wordt een woord of zin gebruikt?". De tweede vraag draait, ondanks haar verschijning, minstens evenzoveel om inhoud en betekenis als de eerste vraag. De toegevoegde waarde van de tweede vraag is dat de onbepaaldheid van taal er de ruimte krijgt en er geen verwarring of onzin ontstaat.

Wittgenstein wijst op onzin en conceptuele verwarring in de filosofie. Zo heeft de filosoof een nieuwe opgave, zonder einde bovendien, namelijk om feiten, waaronder de taalspelen, open en bloot in beeld te brengen en juist niets te verklaren. Alle verklaring moet verdwijnen en beschrijving moet haar vervangen. Want wij eisen of vragen verklaringen vooral omwille van de vorm en niet omwille van de inhoud. Ook het kristalheldere concept logische vorm in de Tractatus was een vormeis.

Met taalspelen hebben wij een concept en instrument in handen om onzin op te ruimen en verwarring op te lossen. Wellicht ook geen volledig of onfeilbaar concept en instrument, maar de taak - het opruimen van onzin of oplossen van verwarring - vind ik belangrijker dan het concept en instrument. Een taak voor filosofen, maar mijns inziens ook voor politici, bestuurders, wetenschappers, managers en andere wegwijzers en intensieve gebruikers van taal. Wat is daarbij mijn oogmerk? Om door onduidelijke onzin bloot te leggen veel zogenaamde kennis naar de prullenbak te verwijzen en zodoende onze tijd en energie zinniger te besteden.

dinsdag 26 mei 2015

Zo sprak Zarathoestra.

Zarathoestra verkondigt de dood van God. En met Gods dood zijn ook zijn wil en zijn deugden, zonden, oordeel, toorn, hemel en hel ter ziele.

En Zarathoestra pleit: zoek je heil op aarde en verlang niet naar het bovenaardse. Wil aan het einde van je leven het liefste het leven nóg een keer. Geloof in het bovenaardse is lastering van het leven.

En Zarathoestra sprak: pas de mens schiep zin voor de dingen en de mensen gaven zichzelf al hun goed en kwaad. En Zarathoestra legt het kwaad bloot in schijnbaar goede zaken en het goede in schijnbare kwaden. Zo toont hij: goed en kwaad zijn wanen en het leven is twisten over smaak. En veel tegenwoordig goed en kwaad zijn een last, daarmee maken wij het leven zwaar.

En Zarathoestra pleit: leef om nieuwe zin te scheppen en daarvoor te vragen, onderzoeken, proberen, kennen en te vernietigen - want om te scheppen moet je licht en zonder last zijn. Zo heiligt de goede strijd élke zaak, ook als je eigen gedachte het onderspit delft. Strijd, en laat je einde een vooruitkijken zijn. Zo is de vrede maar een stinkende zaak.

Zarathoestra richtte zijn pijlen vooral op God, de kerk en de deugden. God en de deugden zijn voor mij vooral nog stijlfiguren.

De Zarathoestra ontving en ontvangt veel hoon, mede vanwege misbruik van het werk of een historische vergissing. Afgezien daarvan, ligt hoon waarschijnlijk ook in het verschiet voor ieder ander die van leer trekt tegen vigerende instituties, deugden, waarden etc. - Want afscheid nemen doet pijn. Maar voor dergelijke zaken geldt: daarmee is alle pijn geleden. Kijk en zie: wie rouwt er nu nog om bijvoorbeeld de Griekse en Romeinse goden?

En wij lachen om de antieke goden, de antieke ideeën en de antieke gelovigen, schamen ons ervoor of zijn ze domweg vergeten. Zo gaat dat. En de toekomstige mens zal onze wanen tonen en om ons lachen of zich voor ons schamen, uitzonderingen daargelaten.

De wil tot kennen, vernietigen en scheppen is in ieder mens aanwezig en noemt Nietzsche de wil tot macht. En hij roept op om aan die wil gehoor te geven. Deze boodschap kan leiden tot een diffuse verzameling van waarheden. Maar er is geen vrijheid, blijheid en een smakeloze voor ieder wat wils: er is goede en slechte smaak. En wij zijn niet gelijk: er zijn mensen die de toon aangeven.

Nietzsche geeft ons leven zodoende richting. Maar heeft het leven richting nodig? Nee, dat hebben alleen wijzelf nodig. De goddeloze Nietzsche leert daarmee juist geloven. Geloven is vooral willen. Tegelijk geldt: je ogen, oren en verstand afvallen is een zonde.

De wil tot macht dringt ook door tot buiten de grenzen van de logische vorm: dan scheppen wij zin waar geen zin bestaat of kan bestaan. Ons verstand misleidt ons, dat is geen nieuws. Maar deze belangrijke beperking van ons verstand is juist een argument om je van je verstand te bedienen. Voor onbepaalde tijd kennen en scheppen is ons lot - omdat we niet anders kunnen en Nietzsche toont: ook omdat het moet. En als je tegenwoordig niet goed weet te leven, is die noodzaak evident.

vrijdag 6 maart 2015

Logische vorm.

Een zin of stelling is de uitdrukking van een gedachte. Een gedachte is een beeld van een feit in de wereld. Een geval in de wereld, een situatie, is een feit. De logische vorm is dat wat de zin met het beeld gemeen heeft.

Een zin begrijpen betekent het beeld, dat wordt beschreven door de zin, kennen. Wij begrijpen een zin zonder dat de logische vorm ons is verklaard. Het gebruik bepaalt de logische vorm van een zin en zonder gebruik hebben zinnen geen zin of betekenis. Zodoende toont een zin zijn logische vorm. Een zin bevat zijn logische vorm niet. De logische vorm is transcendent, zoals de ethiek en esthetiek. En taal kan niets hogers uitdrukken. Ook de logische vorm van een zin kan niet worden vastgelegd of beschreven.

Wittgenstein presenteert bovenstaande transcendente taallogica en weerlegt een andere, 'vormvaste', taallogica. Circa één eeuw later herken ik deze strijd niet. Zo gaat dat. Wij vergeten oude leerstellingen of lachen erom. Zo toont zich onze ontwikkeling.

Een zin is waar als het beeld dat hij vertegenwoordigt, overeenstemt met de wereld. Een zin is niet a priori waar, het beschrijft een (mogelijk) feit. Waar en onwaar zijn waarheidsmogelijkheden. De wereld bestaat uit bestaande feiten.

De eenvoudigste zin is een elementaire zin. De elementaire zinnen zijn de waarheidsargumenten van een (samengestelde) zin. De waarheidsmogelijkheden die de waarheidsargumenten bevestigen, zijn de waarheidsgronden van een zin. Zo kunnen complexe uitspraken worden ontleed.

Uitspraken over kwesties zonder logische vorm, en dus zonder een verbinding met de wereld, zijn onzinnig. Zo zijn de grenzen van de wereld de grenzen van de taal. En zo zijn de taal en ons denken begrensd. Wij kunnen de grenzen oprekken, maar alleen van binnenuit. Wij kunnen niet buiten de grenzen van de wereld treden. Wij kunnen zo bezien niet onlogisch denken en spreken.

Let op: onzinnig is nog niet onwaar. Ik sluit geen enkele persoonlijke ervaring uit. Onzinnig betekent: hierover kan men niet denken en niet spreken.

Wittgenstein beschouwde zijn boek als een definitief antwoord en als een ladder die men, na de klim, moest weggooien. Hij maakte daarmee impliciet onderscheid tussen zijn boek, zijnde onzin met een functie, en andere onzin. Maar het antwoord is niet definitief. Een belangrijke vraag is: is logische vorm (altijd) noodzakelijk? Ongeacht het antwoord, is logische vorm een concept waarmee onzin effectief kan worden geïdentificeerd en waarmee zodoende het denken en spreken in veel kwesties kunnen worden begrensd. En vervolgens kunnen wij (meer) tijd besteden aan zinnige zaken.

Juist in wereldse en complexe kwesties is logische vorm een effectief concept. We zijn voorbij het punt dat (wetenschappelijk) onderzoek en debat zonder meer tot meer kennis en vooruitgang leiden. We moeten ons nu óók inspannen om (wetenschappelijke) onzin uit te bannen. Als ware het een streng dieet: stel geen vragen die je niet kan beantwoorden en poneer geen antwoorden die niet bewezen kunnen worden.

zaterdag 10 januari 2015

Een toevallige boekbespreking.

Dit is een toevallige boekbespreking. Mocht je willen reageren, dan geldt dat de auteur van het boek al dood is. En de auteur van deze bespreking is vooral ontvankelijk voor nieuwe inzichten.

Russell houdt zich onder meer bezig met "het kwaad dat voortspruit uit ieder dogmatisch systeem dat niet op grond van waarheid (...) ter aanvaarding wordt aangeboden." Dit geldt volgens hem "in gelijke mate voor het Christendom als voor (...) de Islam, het Boeddhisme, Hindoeïsme en alle theologische systemen" en "nieuwe dogmatische systemen, zoals die van de nazi's en de communisten" zijn "nog erger dan oude systemen" (dit boek is niet van gisteren). Volgens Russell heeft de wereld geen (nieuw) dogma, maar redelijkheid en verdraagzaamheid nodig.

Bovenstaande kan leiden tot de volgende kijk op actuele zaken: kwaad en schade moeten leiden tot een kritische beschouwing van het dogma of het systeem waaruit of uit wiens naam zij voortkomen en wellicht tot verwerping van dat dogma of systeem en niet alleen tot de verwerping van de scherpe kantjes ervan. Of, scherper: kwaad en schade zijn intrinsieke kenmerken van elk dogma of dogmatisch systeem en die dogma's en systemen dienen daarom bij voorbaat te worden verworpen. Andersom en iets genuanceerder: geen leerstelling is niet zonder meer en ook niet in alle gevallen goed en kan daarom niet zonder twijfel of kritiek worden toegepast.

Met de verwerping van de relevante dogma's en systemen zijn de actuele problemen nog niet de wereld uit. Maar met de verwerping ervan ontstaat er wel (meer) ruimte voor rede. De werkelijke problemen en hun oorzaken worden mijns inziens nu verhuld door een dogmatische en ook schijnheilige woordenstrijd. Met alle gevaren van dien, zo toont mij de geschiedenis.